nadrukkelijk

Dutch

Etymology

nadruk + -lijk

Pronunciation

  • (file)

Adjective

nadrukkelijk (comparative nadrukkelijker, superlative nadrukkelijkst)

  1. emphatic

Inflection

Inflection of nadrukkelijk
uninflected nadrukkelijk
inflected nadrukkelijke
comparative nadrukkelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial nadrukkelijknadrukkelijkerhet nadrukkelijkst
het nadrukkelijkste
indefinite m./f. sing. nadrukkelijkenadrukkelijkerenadrukkelijkste
n. sing. nadrukkelijknadrukkelijkernadrukkelijkste
plural nadrukkelijkenadrukkelijkerenadrukkelijkste
definite nadrukkelijkenadrukkelijkerenadrukkelijkste
partitive nadrukkelijksnadrukkelijkers

Adverb

nadrukkelijk

  1. emphatically
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.