verstuiten

Dutch

Etymology

From ver- + stuiten. Perhaps originated as a misconstruction of verstuiken.

Pronunciation

  • IPA(key): /vərˈstœy̯.tə(n)/, /vɛrˈstœy̯.tə(n)/
  • Hyphenation: ver‧stui‧ten
  • Rhymes: -œy̯tən

Verb

verstuiten

  1. (transitive, obsolete) to sprain
    Synonym: verstuiken

Inflection

Inflection of verstuiten (weak, prefixed)
infinitive verstuiten
past singular verstuitte
past participle verstuit
infinitive verstuiten
gerund verstuiten n
present tense past tense
1st person singular verstuitverstuitte
2nd person sing. (jij) verstuitverstuitte
2nd person sing. (u) verstuitverstuitte
2nd person sing. (gij) verstuitverstuitte
3rd person singular verstuitverstuitte
plural verstuitenverstuitten
subjunctive sing.1 verstuiteverstuitte
subjunctive plur.1 verstuitenverstuitten
imperative sing. verstuit
imperative plur.1 verstuit
participles verstuitendverstuit
1) Archaic.

Descendants

  • Afrikaans: verstuit
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.