aannemelijk

Dutch

Etymology

From aannemen +‎ -e- +‎ -lijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌaːˈneː.mə.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: aan‧ne‧me‧lijk

Adjective

aannemelijk (comparative aannemelijker, superlative aannemelijkst)

  1. plausible
    Het is aannemelijk dat de prijzen zullen stijgen.
    It's plausible that the prices will rise.

Declension

Declension of aannemelijk
uninflected aannemelijk
inflected aannemelijke
comparative aannemelijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial aannemelijk aannemelijker het aannemelijkst
het aannemelijkste
indefinite m./f. sing. aannemelijke aannemelijkere aannemelijkste
n. sing. aannemelijk aannemelijker aannemelijkste
plural aannemelijke aannemelijkere aannemelijkste
definite aannemelijke aannemelijkere aannemelijkste
partitive aannemelijks aannemelijkers

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: aanneemlik
  • West Frisian: oannimlik (calque)