bezorgd

Dutch

Etymology

From bezorgen.

Pronunciation

  • IPA(key): /bəˈzɔrxt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: be‧zorgd

Adjective

bezorgd (comparative bezorgder, superlative bezorgdst)

  1. concerned, anxious
    Mijn vrienden waren bezorgd over mijn gezondheid.
    My friends were concerned about my health.

Declension

Declension of bezorgd
uninflected bezorgd
inflected bezorgde
comparative bezorgder
positive comparative superlative
predicative/adverbial bezorgd bezorgder het bezorgdst
het bezorgdste
indefinite m./f. sing. bezorgde bezorgdere bezorgdste
n. sing. bezorgd bezorgder bezorgdste
plural bezorgde bezorgdere bezorgdste
definite bezorgde bezorgdere bezorgdste
partitive bezorgds bezorgders

Derived terms

Descendants

  • Afrikaans: besorgd

Participle

bezorgd

  1. past participle of bezorgen

Declension

Declension of bezorgd
uninflected bezorgd
inflected bezorgde
positive
predicative/adverbial bezorgd
indefinite m./f. sing. bezorgde
n. sing. bezorgd
plural bezorgde
definite bezorgde
partitive bezorgds