bleekgeel

Dutch

Etymology

Compound of bleek (pale) +‎ geel (yellow).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈbleːk.xeːl/, [ˈbleːk.xɪːl]
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -eːl

Adjective

bleekgeel (comparative bleekgeler, superlative bleekgeelst)

  1. pale yellow-colored

Declension

Declension of bleekgeel
uninflected bleekgeel
inflected bleekgele
comparative bleekgeler
positive comparative superlative
predicative/adverbial bleekgeel bleekgeler het bleekgeelst
het bleekgeelste
indefinite m./f. sing. bleekgele bleekgelere bleekgeelste
n. sing. bleekgeel bleekgeler bleekgeelste
plural bleekgele bleekgelere bleekgeelste
definite bleekgele bleekgelere bleekgeelste
partitive bleekgeels bleekgelers

Derived terms