doorweekt

Dutch

Pronunciation

  • IPA(key): /doːrˈʋeːkt/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: door‧weekt
  • Rhymes: -eːkt

Participle

doorweekt

  1. drenched, soaked: past participle of doorweken (to soak, drench)

Declension

Declension of doorweekt
uninflected doorweekt
inflected doorweekte
positive
predicative/adverbial doorweekt
indefinite m./f. sing. doorweekte
n. sing. doorweekt
plural doorweekte
definite doorweekte
partitive doorweekts