gewezen

Dutch

Etymology 1

Formerly the past participle of zijn, but has been replaced by geweest in that function.

Adjective

gewezen (not comparable)

  1. former
Declension
Declension of gewezen
uninflected gewezen
inflected gewezen
comparative
positive
predicative/adverbial gewezen
indefinite m./f. sing. gewezen
n. sing. gewezen
plural gewezen
definite gewezen
partitive

Etymology 2

Participle

gewezen

  1. past participle of wijzen
Declension
Declension of gewezen
uninflected gewezen
inflected gewezen
positive
predicative/adverbial gewezen
indefinite m./f. sing. gewezen
n. sing. gewezen
plural gewezen
definite gewezen
partitive gewezens