kenbaar

Dutch

Etymology

From kennen +‎ -baar.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

kenbaar (comparative kenbaarder, superlative kenbaarst)

  1. known
  2. cognizable

Declension

Declension of kenbaar
uninflected kenbaar
inflected kenbare
comparative kenbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial kenbaar kenbaarder het kenbaarst
het kenbaarste
indefinite m./f. sing. kenbare kenbaardere kenbaarste
n. sing. kenbaar kenbaarder kenbaarste
plural kenbare kenbaardere kenbaarste
definite kenbare kenbaardere kenbaarste
partitive kenbaars kenbaarders

Derived terms

  • kenbaar maken