misselijkmakend

Dutch

Etymology

Compound of misselijk +‎ makend.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Adjective

misselijkmakend (not comparable)

  1. nauseating

Declension

Declension of misselijkmakend
uninflected misselijkmakend
inflected misselijkmakende
comparative misselijkmakender
positive comparative superlative
predicative/adverbial misselijkmakend misselijkmakender het misselijkmakendst
het misselijkmakendste
indefinite m./f. sing. misselijkmakende misselijkmakendere misselijkmakendste
n. sing. misselijkmakend misselijkmakender misselijkmakendste
plural misselijkmakende misselijkmakendere misselijkmakendste
definite misselijkmakende misselijkmakendere misselijkmakendste
partitive misselijkmakends misselijkmakenders —
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.