ombrengen

Dutch

Etymology

Short for om het leven brengen. Equivalent to om (“around”) +‎ brengen (“to bring”). Compare om het leven komen.

Compare also German umbringen.

Pronunciation

  • Audio:(file)

Verb

ombrengen

  1. to kill

Conjugation

Conjugation of ombrengen (weak with past in -cht, separable)
infinitive ombrengen
past singular bracht om
past participle omgebracht
infinitive ombrengen
gerund ombrengen n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular breng om bracht om ombreng ombracht
2nd person sing. (jij) brengt om, breng om2 bracht om ombrengt ombracht
2nd person sing. (u) brengt om bracht om ombrengt ombracht
2nd person sing. (gij) brengt om bracht om ombrengt ombracht
3rd person singular brengt om bracht om ombrengt ombracht
plural brengen om brachten om ombrengen ombrachten
subjunctive sing.1 brenge om brachte om ombrenge ombrachte
subjunctive plur.1 brengen om brachten om ombrengen ombrachten
imperative sing. breng om
imperative plur.1 brengt om
participles ombrengend omgebracht
1) Archaic. 2) In case of inversion.

See also

Anagrams

This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.