ontaromatiseren

Dutch

Etymology

From ont- +‎ aromatiseren (“to aromatize”).

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔnt.aː.roː.maː.tiˈzeː.rə(n)/
  • Hyphenation: ont‧aro‧ma‧ti‧se‧ren

Verb

ontaromatiseren

  1. (transitive) to dearomatize

Conjugation

Conjugation of ontaromatiseren (weak, prefixed)
infinitive ontaromatiserenen
past singular ontaromatiserende
past participle ontaromatiserend
infinitive ontaromatiserenen
gerund ontaromatiserenen n
present tense past tense
1st person singular ontaromatiseren ontaromatiserende
2nd person sing. (jij) ontaromatiserent, ontaromatiseren2 ontaromatiserende
2nd person sing. (u) ontaromatiserent ontaromatiserende
2nd person sing. (gij) ontaromatiserent ontaromatiserende
3rd person singular ontaromatiserent ontaromatiserende
plural ontaromatiserenen ontaromatiserenden
subjunctive sing.1 ontaromatiserene ontaromatiserende
subjunctive plur.1 ontaromatiserenen ontaromatiserenden
imperative sing. ontaromatiseren
imperative plur.1 ontaromatiserent
participles ontaromatiserenend ontaromatiserend
1) Archaic. 2) In case of inversion.
This article is issued from Wiktionary. The text is available under Creative Commons Attribution-Share Alike 4.0 unless otherwise noted. Additional terms may apply for the media files.