onveranderlijk

Dutch

Etymology

From on- +‎ veranderlijk.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈɔn.vərˌɑn.dər.lək/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: on‧ver‧an‧der‧lijk

Adjective

onveranderlijk (comparative onveranderlijker, superlative onveranderlijkst)

  1. invariable, immutable
  2. constant, unchanging

Declension

Declension of onveranderlijk
uninflected onveranderlijk
inflected onveranderlijke
comparative onveranderlijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial onveranderlijk onveranderlijker het onveranderlijkst
het onveranderlijkste
indefinite m./f. sing. onveranderlijke onveranderlijkere onveranderlijkste
n. sing. onveranderlijk onveranderlijker onveranderlijkste
plural onveranderlijke onveranderlijkere onveranderlijkste
definite onveranderlijke onveranderlijkere onveranderlijkste
partitive onveranderlijks onveranderlijkers

Derived terms

  • onveranderlijkheid

Descendants

  • Negerhollands: onveranderlik