onvertaalbaar

Dutch

Etymology

From on- +‎ vertaalbaar.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˌɔn.vərˈtaːl.baːr/
  • Audio:(file)

Adjective

onvertaalbaar (comparative onvertaalbaarder, superlative onvertaalbaarst)

  1. untranslatable

Declension

Declension of onvertaalbaar
uninflected onvertaalbaar
inflected onvertaalbare
comparative onvertaalbaarder
positive comparative superlative
predicative/adverbial onvertaalbaar onvertaalbaarder het onvertaalbaarst
het onvertaalbaarste
indefinite m./f. sing. onvertaalbare onvertaalbaardere onvertaalbaarste
n. sing. onvertaalbaar onvertaalbaarder onvertaalbaarste
plural onvertaalbare onvertaalbaardere onvertaalbaarste
definite onvertaalbare onvertaalbaardere onvertaalbaarste
partitive onvertaalbaars onvertaalbaarders

Derived terms