vereenbaren

Dutch

Etymology

From Middle Dutch verêenbāren. Equivalent to ver- +‎ een +‎ baren.

Verb

vereenbaren

  1. to agree upon
    Synonyms: overeenkomen, overeenstemmen
  2. to reconcile
    Synonym: verzoenen

Conjugation

Conjugation of vereenbaren (weak, prefixed)
infinitive vereenbaren
past singular vereenbaarde
past participle vereenbaard
infinitive vereenbaren
gerund vereenbaren n
present tense past tense
1st person singular vereenbaar vereenbaarde
2nd person sing. (jij) vereenbaart, vereenbaar2 vereenbaarde
2nd person sing. (u) vereenbaart vereenbaarde
2nd person sing. (gij) vereenbaart vereenbaarde
3rd person singular vereenbaart vereenbaarde
plural vereenbaren vereenbaarden
subjunctive sing.1 vereenbare vereenbaarde
subjunctive plur.1 vereenbaren vereenbaarden
imperative sing. vereenbaar
imperative plur.1 vereenbaart
participles vereenbarend vereenbaard
1) Archaic. 2) In case of inversion.
  • vereenbaring