voorprogrammeren

Dutch

Etymology

From voor +‎ programmeren.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈvoːr.proː.ɣrɑˌmeː.rə(n)/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: voor‧pro‧gram‧me‧ren

Verb

voorprogrammeren

  1. to preprogram (program something in advance)
  2. (psychology) to preprogram (predispose to certain thoughts or behaviours)

Conjugation

Conjugation of voorprogrammeren (weak, separable)
infinitive voorprogrammeren
past singular programmeerde voor
past participle voorgeprogrammeerd
infinitive voorprogrammeren
gerund voorprogrammeren n
main clause subordinate clause
present tense past tense present tense past tense
1st person singular programmeer voor programmeerde voor voorprogrammeer voorprogrammeerde
2nd person sing. (jij) programmeert voor, programmeer voor2 programmeerde voor voorprogrammeert voorprogrammeerde
2nd person sing. (u) programmeert voor programmeerde voor voorprogrammeert voorprogrammeerde
2nd person sing. (gij) programmeert voor programmeerde voor voorprogrammeert voorprogrammeerde
3rd person singular programmeert voor programmeerde voor voorprogrammeert voorprogrammeerde
plural programmeren voor programmeerden voor voorprogrammeren voorprogrammeerden
subjunctive sing.1 programmere voor programmeerde voor voorprogrammere voorprogrammeerde
subjunctive plur.1 programmeren voor programmeerden voor voorprogrammeren voorprogrammeerden
imperative sing. programmeer voor
imperative plur.1 programmeert voor
participles voorprogrammerend voorgeprogrammeerd
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Anagrams

  • programmeren voor