vorme

Afrikaans

Noun

vorme

  1. plural of vorm

Dutch

Verb

vorme

  1. (dated or formal) singular present subjunctive of vormen

Anagrams

Middle Dutch

Etymology

From Latin fōrma.

Noun

vorme f or m

  1. form, shape, outward appearance
  2. way, manner
  3. manifestation, way in which something manifests

Inflection

Weak feminine noun
singular plural
nominative vorme vormen
accusative vorme vormen
genitive vorme, vormen vormen
dative vorme, vormen vormen
Weak masculine noun
singular plural
nominative vorme vormen
accusative vorme vormen
genitive vormen vormen
dative vorme vormen

Derived terms

Descendants

  • Dutch: vorm
  • Limburgish: vórm

Further reading

  • vorme”, in Vroegmiddelnederlands Woordenboek, 2000
  • Verwijs, E., Verdam, J. (1885–1929) “vorme (II)”, in Middelnederlandsch Woordenboek, The Hague: Martinus Nijhoff, →ISBN, page II