zegerijk

Dutch

Etymology

From zege +‎ rijk. Compare German siegreich.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈzeː.ɣəˌrɛi̯k/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ze‧ge‧rijk

Adjective

zegerijk (comparative zegerijker, superlative zegerijkst)

  1. victorious, triumphant

Declension

Declension of zegerijk
uninflected zegerijk
inflected zegerijke
comparative zegerijker
positive comparative superlative
predicative/adverbial zegerijk zegerijker het zegerijkst
het zegerijkste
indefinite m./f. sing. zegerijke zegerijkere zegerijkste
n. sing. zegerijk zegerijker zegerijkste
plural zegerijke zegerijkere zegerijkste
definite zegerijke zegerijkere zegerijkste
partitive zegerijks zegerijkers