zwartgrijs

Dutch

Etymology

From zwart +‎ grijs.

Pronunciation

  • IPA(key): /ˈzʋɑrtˌɣrɛi̯s/, /ˌzʋɑrtˈɣrɛi̯s/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: zwart‧grijs

Adjective

zwartgrijs (comparative zwartgrijser, superlative meest zwartgrijs or zwartgrijst)

  1. black gray

Declension

Declension of zwartgrijs
uninflected zwartgrijs
inflected zwartgrijse
comparative zwartgrijser
positive comparative superlative
predicative/adverbial zwartgrijs zwartgrijser het zwartgrijst
het zwartgrijste
indefinite m./f. sing. zwartgrijse zwartgrijsere zwartgrijste
n. sing. zwartgrijs zwartgrijser zwartgrijste
plural zwartgrijse zwartgrijsere zwartgrijste
definite zwartgrijse zwartgrijsere zwartgrijste
partitive zwartgrijs zwartgrijsers