betaling
Néerlandais
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
| Pluriel |
|---|
| betalingen |
betaling \bə.ta.liŋ\ féminin
- Paiement, règlement.
- bij betaling binnen 8 dagen na faktuurdatum : en cas de paiement dans les 8 jours qui suivent la date d’établissement de la facture.
- (Commerce) opdracht geven tot betaling : ordonnancer les paiements.
- staking van betalingen : cessation des paiements.
- bevel tot betaling : sommation de payer.
- girale betaling : paiement en monnaie scripturale, virement.
- surséance van betaling : sursis de paiement.
- vordering tot betaling : action en paiement.
- bij niet-betaling : en cas de non-paiement.
Synonymes
Dérivés
- betalingsbalans
- betalingsbewijs
- betalingsmethode
- betalingsopdracht
- betalingssysteem
- betalingstermijn
- betalingsverkeer
- chipbetaling
- girobetaling
- herstelbetaling
- loonbetaling
- pinbetaling
- rentebetaling
- termijnbetaling
- wanbetaling
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 100,0 % des Flamands,
- 98,9 % des Néerlandais.
Prononciation
- \bə.ta.liŋ\
- Pays-Bas : écouter « betaling [bə.ta.liŋ] »
Références
- Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons – Attribution – Partage à l’identique. Des conditions supplémentaires peuvent s’appliquer aux fichiers multimédias.