ervaring

Néerlandais

Étymologie

À comparer à l’allemand Erfahrung.

Nom commun

ervaring \ɛɾ.va.ɾɪŋ\ féminin

  1. Expérience.
    • jarenlange ervaring : expérience de longue date
    • een lange ervaring : une longue expérience
    • de ervaring leert dat : l’expérience montre que
    • elkaars ervaringen vergelijken : comparer ses expériences
    • uit ervaring : par expérience
    • zijn ervaringen schriftelijk vastleggen : coucher ses impressions par écrit
    • ervaring opdoen, hebben : prendre, avoir de la bouteille
    • de ervaringen : les enseignements

Dérivés

  • aha-ervaring
  • bijna-doodervaring
  • ervaringsbewijs
  • ervaringsdeskundige
  • ervaringsdeskundigheid
  • ervaringseconomie
  • ervaringsfeit
  • ervaringswereld
  • ervaringswetenschap
  • gevechtservaring
  • jeugdervaring
  • levenservaring
  • piekervaring
  • praktijkervaring
  • reiservaring
  • werkervaring
  • zeilervaring

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,2 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons – Attribution – Partage à l’identique. Des conditions supplémentaires peuvent s’appliquer aux fichiers multimédias.