épargner

Frans

Uitspraak
  •  épargner    (hulp, bestand)
  • IPA: /e.paʁ.ɲe/
Woordafbreking
  • é·parg·ner
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
épargner
épargnais
épargné
eerste groep volledig

Werkwoord

épargner

  1. sparen, redden (iemand)
  2. bezuinigen, besparen (tijd, geld, enz.)
    • Je pouvais lui faire beaucoup de mal, mais je l’ai épargné. 
(Ik kon hem een hoop kwaad aandoen, maar ik heb het hem bespaard.)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.