aanbid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanbid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈambɪt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·bid

Werkwoord

vervoeging van
aanbidden

aanbid

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbidden
    • Ik aanbid. 
  2. gebiedende wijs van aanbidden
    • Aanbid! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbidden
    • Aanbid je? 

Gangbaarheid

  • Het woord aanbid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
aanbid
aanbid
volledig

Werkwoord

aanbid

  1. aanbidden
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.