aaneenkleefde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aaneenkleefde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • aan·een·kleef·de

Werkwoord

vervoeging van
aaneenkleven

aaneenkleefde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aaneenkleven
    • ... dat ik aaneenkleefde. 
    • ... dat jij aaneenkleefde. 
    • ... dat hij, zij, het aaneenkleefde. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'aaneenkleefde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.