aankleedde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aankleedde    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɲkledə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·kleed·de

Werkwoord

vervoeging van
aankleden

aankleedde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aankleden
    • ... dat ik aankleedde. 
    • ... dat jij aankleedde. 
    • ... dat hij, zij, het aankleedde. 

Gangbaarheid

  • Het woord aankleedde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.