aanraak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanraak (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanrak / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·raak
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanraken |
aanraak
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanraken
- ... dat ik aanraak.
Gangbaarheid
- Het woord aanraak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Afrikaans
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
aanraak |
aangeraak |
volledig |
Werkwoord
aanraak
- aanraken
- «Probeer om nie oppervlaktes aan te raak wat dalk met die virus besmet kan wees nie.»
- Probeer om oppervlakken die mogelijk met het virus besmet kunnen zijn, niet aan te raken.
- «Probeer om nie oppervlaktes aan te raak wat dalk met die virus besmet kan wees nie.»
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.