aanspijker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanspijker (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aan·spij·ker
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanspijkeren |
aanspijker
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanspijkeren
- ... dat ik aanspijker.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanspijker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.