aanvijs
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanvijs (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaɱvɛis / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·vijs
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanvijzen |
aanvijs
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanvijzen
- ... dat ik aanvijs.
Gangbaarheid
- Het woord aanvijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.