abführten

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈapfyːɐ̯tn̩/, (duidelijk uitgesproken) /ˈapfyːɐ̯tən/
Woordafbreking
  • ab·führ·ten

Werkwoord

abführten

  1. (bijzin) eerste persoon meervoud aantonende wijs verleden tijd van abführen
  2. (bijzin) derde persoon meervoud aantonende wijs verleden tijd van abführen
  3. (bijzin) eerste persoon meervoud aanvoegende wijs II verleden tijd van abführen
  4. (bijzin) derde persoon meervoud aanvoegende wijs II verleden tijd van abführen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.