absolver

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
absolver
absolvía
absuelto
volledig

Werkwoord

absolver

Woordafbreking
  • ab·sol·ver
  • overgankelijk
  1. vrijspreken
  2. vergeven, absolveren, de absolutie geven
  3. ontheffen, vrijstellen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.