abusar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abusar
abusaba
abusado
volledig

Werkwoord

abusar

Woordafbreking
  • a·bu·sar
  • onovergankelijk
  1. misbruiken, misbruik maken van, uitbuiten
  2. misbruiken, onteren, aanranden, verkrachten
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.