acojonar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acojonar
acojonaba
acojonado
volledig

Werkwoord

acojonar

Woordafbreking
  • a·co·jo·nar
  • overgankelijk
  1. angst aanjagen, schrik aanjagen, bang maken
  2. overdonderen, indruk maken op
Synoniemen
  1. «no me impresiona »
    dat maakt geen indruk op mij
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.