acusar

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acuso acusava acusat
1e vervoeging volledig

Werkwoord

acusar

  1. beschuldigen, aanklagen


Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acusar
acusaba
acusado
volledig

Werkwoord

acusar

Woordafbreking
  • a·cu·sar
  1. overgankelijk beschuldigen, aanklagen, betichten
  2. (~ de) beschuldigen van, betichten van
Verwante begrippen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.