adresseer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  adresseer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • adres·seer

Werkwoord

vervoeging van
adresseren

adresseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adresseren
    • Ik adresseer. 
  2. gebiedende wijs van adresseren
    • Adresseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adresseren
    • Adresseer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord adresseer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.