afbet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afbet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·bet

Werkwoord

vervoeging van
afbetten

afbet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbetten
    • ... dat ik afbet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbetten
    • ... dat jij afbet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbetten
    • ... dat hij afbet. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'afbet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.