afmarcheerden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afmarcheerden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·mar·cheer·den

Werkwoord

vervoeging van
afmarcheren

afmarcheerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afmarcheren
    • ...dat wij afmarcheerden. 
    • ...dat jullie afmarcheerden. 
    • ...dat zij afmarcheerden. 

Gangbaarheid

  • Het woord afmarcheerden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.