afpreekt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afpreekt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·preekt

Werkwoord

vervoeging van
afpreken

afpreekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken
    • ... dat jij afpreekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afpreken
    • ... dat hij afpreekt. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'afpreekt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.