afpreekte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afpreekte (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·preek·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afpreken |
afpreekte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afpreken
- ... dat ik afpreekte.
- ... dat jij afpreekte.
- ... dat hij, zij, het afpreekte.
- ... dat ik afpreekte.
Gangbaarheid
- Het woord 'afpreekte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.