afpreekten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afpreekten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·preek·ten

Werkwoord

vervoeging van
afpreken

afpreekten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afpreken
    • ...dat wij afpreekten. 
    • ...dat jullie afpreekten. 
    • ...dat zij afpreekten. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'afpreekten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.