afsloop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afsloop    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·sloop

Werkwoord

vervoeging van
afslopen

afsloop

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslopen
    • ... dat ik afsloop. 
vervoeging van
afsluipen

afsloop

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afsluipen
    • ... dat ik afsloop. 
    • ... dat jij afsloop. 
    • ... dat hij, zij, het afsloop. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'afsloop' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.