afspleet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afspleet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·spleet

Werkwoord

vervoeging van
afsplijten

afspleet

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afsplijten
    • ... dat ik afspleet. 
    • ... dat jij afspleet. 
    • ... dat hij, zij, het afspleet. 

Gangbaarheid

  • Het woord afspleet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.