afsplijt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afsplijt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·splijt

Werkwoord

vervoeging van
afsplijten

afsplijt

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsplijten
    • ... dat ik afsplijt. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsplijten
    • ... dat jij afsplijt. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsplijten
    • ... dat hij afsplijt. 

Gangbaarheid

  • Het woord afsplijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.