afvecht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afvecht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·vecht

Werkwoord

vervoeging van
afvechten

afvecht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvechten
    • ... dat ik afvecht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvechten
    • ... dat jij afvecht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvechten
    • ... dat hij afvecht. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'afvecht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.