afzicht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afzicht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·zicht

Werkwoord

vervoeging van
afzichten

afzicht

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzichten
    • ... dat ik afzicht. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzichten
    • ... dat jij afzicht. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzichten
    • ... dat hij afzicht. 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.