agglomereer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  agglomereer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ag·glo·me·reer

Werkwoord

vervoeging van
agglomereren

agglomereer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agglomereren
    • Ik agglomereer. 
  2. gebiedende wijs van agglomereren
    • Agglomereer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van agglomereren
    • Agglomereer je? 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.