alarmar

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
alarmo alarmava alarmat
1e vervoeging volledig

Werkwoord

alarmar

  1. alarmeren, verontrusten, schrik aanjagen


Spaans

Woordafbreking
  • a·lar·mar
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
alarmar
alarmaba
alarmado
volledig

Werkwoord

alarmar

  • overgankelijk
  1. alarmeren
  2. verontrusten, schrik aanjagen
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.