anlegen

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  anlegen    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈanleːgən /
Woordafbreking
  • an·le·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afleiding van het Duitse werkwoord legen met het voorvoegsel an-
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
anlegen
legte an
(hat) angelegt
zwak volledig scheidbaar

Werkwoord

anlegen

  1. overgankelijk, (scheepvaart) aanleggen, aanmeren
    «Wie konnte man früher mit Segelschiffen in den Hafen manövrieren und anlegen
    Hoe kon men vroeger met zeilschepen manoeuvreren in de haven en aanleggen?
Afgeleide begrippen
  • Anleger
  • Anlegeplatz
  • Anlegestelle
  • Bootsanleger
Typische woordcombinaties
  • im Hafen anlegen
in de haven aanleggen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.