apañar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
apañar
apañaba
apañado
volledig

Werkwoord

apañar

  • overgankelijk
  1. opknappen, klaarmaken, verstellen, oplappen
  2. jatten
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.