aparejar

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aparejar
aparejaba
aparejado
volledig

Werkwoord

aparejar

  • overgankelijk
  1. klaarmaken, gereedmaken, voorbereiden
  2. opzadelen (van rijdier)
  3. optuigen (van schip)
  4. plamuren
  5. gronden (met grondverf bestrijken)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.