arbeiten

Duits

Woordafbreking
  • ar·bei·ten
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
arbeiten
/ˈaʁbaɪ̯tən/
arbeitete
/ˈaʁbaɪ̯tətə/
gearbeitet
/ɡəˈʔaʁbaɪ̯tət/
volledig

Werkwoord

arbeiten

  1. werken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.