arceer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  arceer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ar·ceer

Werkwoord

vervoeging van
arceren

arceer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arceren
    • Ik arceer. 
  2. gebiedende wijs van arceren
    • Arceer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arceren
    • Arceer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord arceer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.